Borsthoning

Borsthoning is een bijproduct van de productie van aardappelmeel. Bij de productie van aardappelmeel zette zich op de machine een zoete, witte massa af. Die massa verwijderde de boer na een paar dagen, als het hard was geworden. De boer gooide dit op het erf en kinderen zagen dat en proefde het. Het bleek dat veel mensen de harde witte brokken lekker vonden en zo vond het bijproduct zijn weg naar de snoepwinkels.

Borsthoning is ouderwets snoepgoed, dat in het begin van de 20e eeuw erg populair was. De naam borsthoning werd en wordt gebruikt in het noorden van Nederland; in het zuiden is het snoepgoed bekend onder de naam jodenvet, borstplaat, brokkevet, druivensuiker, kattesnauw, sikkevet, olifantenvet of massee.

Consumenten kochten borsthoning in de vorm van flinke brokken waar ze met de tanden stukjes van af schraapten. Vooral in het zuiden van het land was borsthoning rond Sinterklaas populair. In de jaren 1980 veranderde het productieproces van aardappelmeel, waarmee de borsthoning verdween. De productiemethode werd ook niet meer hygiënisch gevonden.

De smaak van Borsthoning is bijzonder. Menigeen vindt het lekker, maar er zijn er ook die het uitgesproken vies vinden. Het verdient aanbeveling om met Borsthoning heel voorzichtig te beginnen: een klein stukje afknabbelen van een klein brokje. De smaak is in eerste instantie vettig en zacht, bijna smaakloos. Daarna komt het zoet naar voren: bij het in de mond houden van het Borsthoning wordt zetmeel omgezet in suiker en dat geeft een zoete smaak. Op den duur (soms zelfs vrij snel) komt er een prikkende scherpe elektriserende smaak naar voren, met een bittere bijsmaak. De smaak wordt daarna alleen maar scherper en bitterder. Uitspugen is een optie.